De pareltjes van de Egeïsche oevers Deel 2
Door: Emmeline
Blijf op de hoogte en volg Emmeline
23 December 2018 | Griekenland, Lesbos
Over het terrein klikt trompetgeluid. Uit alle hoeken en gaten van het terrein schieten een stuk of honderd kinderen tevoorschijn. Ik wijk uit voor een klein meisje met een paardenstaart in een roze jurkje. Ze loopt op groene Crocs, zonder sokken aan. Ze duwt een verweerde buggy voort met daarin haar twee jongere broertjes, die op elkaar gestapeld in de buggy zitten. Ik zwaai naar Masin, die met zijn vijf jaar oude broertje achterop de fiets voorbij komt rijden. Net als de drie Irakese meiden is hij ook Jezidi en komt hij ook uit Irak. De fiets komt uit Nederland, die is over komen vliegen om hier op het kamp als huurfiets te dienen voor de bewoners die de organisatie meehelpen. De gratis huurfiets is een bedankje voor de uren onbetaalde arbeid die de inwoners van het kamp hier zeven dagen per week leveren. Masin belt met zijn fietsbel en fietst verder. Dan voel ik twee kleine plakkerige kinderhandjes die mijn hand vastpakken. ‘’Lerares, lerares, kom je met mij mee?’’. De kinderen noemen iedereen die hier op het kamp rondloopt leraar of lerares, ongeacht of je dat nu bent of niet. Ik kijk in twee grote bruine ogen die me van beneden aanstaren. Ik schat het meisje dat zojuist mijn been omklemd heeft met haar plakkerige handen een jaar of zes. Ik heb haar nog nooit eerder gezien. ‘’Ik vind jou leuk’’, zegt ze terwijl ze mijn been nog steeds gijzelt. Ik maak me van haar los en pak haar hand vast. ‘’Kom’’, zeg ik, ‘’dan gaan we bij het Amfitheater kijken’’. Huppelend rent ze naast me mee achter de horde kinderen aan.
‘’Ik wil ENERGIEEE’’, brult een figuur met een baard in een clownspak vanaf het centrale plein. Om hem heen heeft de stoet kinderen zich in een cirkel verzameld terwijl ze ademloos naar de clown met baard in de kring kijken. De kinderen brullen de zin na. ‘’Niet zoals dit’’, zegt hij in gebroken Engels terwijl hij zichzelf klein maakt en een piepstemmetje opzet: ‘’Ik wil energie’’, hij spreekt de woorden overdreven zachtjes uit om aan te geven dat de kinderen harder moeten brullen. ‘’Zoals dit’’, zegt hij terwijl hij zijn borst naar voren steekt en op zijn tenen gaat staan: ‘’IK WIL ENERGIEEE’’, brult hij uit volle borst. Een enorm gejoel klinkt over het terrein terwijl alle kindjes mee blèren. Het is Bash, van het Flying Seagull Project. Samen met zijn team reist hij de wereld over om in conflictgebieden kinderen in vluchtelingenkampen te vermaken en aan het lachen te krijgen. Omdat hij vandaag alleen is heeft hij Yassir en Sharan, allebei inwoners van het kamp, gevraagd hem te helpen. Allebei hebben ze een pofbroek met bretels aan en een overhemd met een gek patroon. Onder de pofbroek komen bij allebei niet bijpassende kousen met streepjes en stippeltjes tevoorschijn. Yassir draagt over zijn pofbroek een sleep en Sharan heeft een hoed op zijn hoofd die hem veel te groot is. De kinderen herkennen hen en beginnen te joelen en te wijzen. Yassir en Sharan gaan helemaal op in hun rol en staan allebei te stralen in de kring omdat ze even het middelpunt van belangstelling mogen zijn. Als iedereen weer stil is begint Bash op het deuntje van Vader Jacob te zingen:
‘’Watermelon, Watermelon, Pineapple, Pineapple, papapabanana papapabanana, fruitsalad, fruitsalad’’
Terwijl hij de laatste woorden uitspreekt doet hij alsof hij in een grote kom fruitsalade roert. Alle kinderen en ook de ouders, die er ondertussen ook bij zijn komen staan, roeren mee in hun denkbeeldige fruitsalade. Een vader heeft zojuist chips en cola voor zijn kinderen in het winkeltje voor het terrein gekocht. Dit is hun hoogtepunt van de week. Terwijl Bash een denkbeeldige lepel tevoorschijn haalt maken alle kindjes kommetjes van hun handen. Omdat Bash en zijn team een paar maanden op één plek blijven om op te treden kennen ze dit tafereel. ‘’Deze lekker?’’, vraagt hij terwijl hij verschillende hapjes uit de kommetjes van de kinderen neemt. Hij trekt een paar vieze gezichten en doet alsof hij doodziek op de grond neervalt. ‘’Bah, jullie zeiden dat het lekker was!’’, een luid gelach klinkt op vanuit de kring. Bash staat op en grist de hoed van Sharan uit Sharan’s handen, spuugt die zogenaamd vol met bedorven fruitsalade en zet hem terug op Sharan’s hoofd. Als een getrainde clown maakt Sharan schokbewegingen met zijn lichaam terwijl hij gruwelend door zijn benen zakt. Hij pakt de hoed van zijn hoofd en zet hem op de hoofd van een van de kinderen die naast hem in de kring staat. De kring komt niet meer bij van het lachen. Yassir komt hem tegemoet gesneld en als een soort Buurman & Buurman maken de twee onhandig Sharan’s hoed schoon. Gebroederlijk klopt Yassir hem op zijn schouder terwijl de twee gearmd hun benen in de lucht gooien om samen een vreugde pasje in de kring te maken. De kinderen om hen heen gieren van het lachen. Dit is ook een kant van het verhaal van de vluchtelingencrisis, een kant die je niet terug zult vinden in de kranten, maar die wel een perspectief belicht van de dagelijkse realiteit van vluchtelingenkinderen.
Na de kinderactiviteit haast ik me naar de andere kant van het terrein. Ik moet de barbershop openen. De barbershop is een omgebouwde zeecontainer die professioneel is ingericht door een Nederlands kappersteam die speciaal hiervoor naar Lesbos is gekomen. Ook hebben ze een aantal vluchtelingenmannen opgeleid tot kapper en hen geleerd hoe ze ook andere mannen in het kamp op kunnen leiden om ook barber te worden. Samen kunnen ze zo een professionele ‘winkel’ (er wordt gratis geknipt) draaiende houden, met behulp van het Nederlandse team van vrijwilligers zoals ik. Het project werkt, want het loopt storm in de barbershop, het afsprakenboek is voor de komende twee weken al bijna helemaal vol. Ook in individueel opzicht heeft het project zin, want in de onderdrukkende situatie waarin vluchtelingen zich bevinden geeft de barbershop deze mannen en barbers weer een klein stukje menselijke waardigheid terug die velen van hen onderweg in hun reis verloren zijn. Terwijl ik naar de barbershop loop komt Mo me tegemoet gerend. ‘’Zal ik je helpen?’’, vraagt hij me terwijl hij naast me komt lopen. Mo komt uit Damascus en is drieëntwintig, hij heeft me op een eerder moment verteld dat hij afgestudeerd universitair leraar is, maar toen kwam de oorlog in Syrië. Hij kan goed Engels en treedt daarop op als gratis vertaler voor ons. Hij spreekt zeven talen, dat heeft hij geleerd tijdens zijn periode hier. ‘’Graag!’’, zeg ik en samen lopen we naar de barbershop toe.
Voor de deur van de barbershop staat een man te wachten met zijn zoontje op zijn arm. ‘’Goeiemiddag!’’, roept hij me in het Duits toe. ‘’Hé, U spreekt Duits?’’, vraag ik hem verbaasd. ‘’Natuurlijk, ik hoorde dat jij in Duitsland woont en ik dacht dat is een manier om mijn Duits bij te houden’’, roept hij trots. ‘’Waar heeft U dat geleerd?’’, de man pakt zijn zoontje over op zijn andere arm terwijl hij zegt: ‘’Ik heb anderhalf jaar in Duitsland gewoond’’. ‘’Echt waar? En nu bent U hier?’’ vraag ik een beetje voorzichtig. ‘’Mijn familie is hier pas aangekomen, ik wilde graag bij mijn gezin zijn dus daarom ben ik teruggekomen’’, hij aait zijn zoontje over zijn wang. ‘’Wat moet U blij zijn dat u herenigd bent met uw gezin’’, zeg ik tegen hem. ‘’Zeg dat wel’’, zegt hij en hij richt zijn blik weer op mij terwijl hij weer vergaat in het Duits: ‘’Mag ik een afspraak voor ons bij jou maken?’’. Ik moet lachen, want het duurt even voordat ik begrijp wat hij wil zeggen door zijn harde Duitse accent. ‘’Natuurlijk, kom maar binnen!’’, ik laat de man naar binnen en ook Mo loopt grinnikend achter me aan, omdat ik het gesprek maar half verstaan heeft.
Even later komt Masin de barbershop binnen lopen. Hij wil op zijn verjaardag een mooie nieuwe coupe hebben. ‘’Hoe is het?’’, vraagt hij terwijl hij naast me op de bank ploft. Hij laat me een videoclip van Eminem zien met Arabische ondertiteling erbij. ‘’Goed voor mijn Engels’’, zegt hij. Een half uur geleden was zijn vader hier die me trots zijn visum voor Irak had laten zien. ‘’Gaat je vader terug naar Irak?’’, Ik ken Masin ondertussen goed genoeg dat ik het aandurf om hem dat te vragen. ‘’Ik geloof het wel’’, de blik in zijn grote bruine ogen veranderd. ‘’Ik weet het niet precies, hij zegt dat hij terug wil naar Irak maar wij willen allemaal hier blijven en dus zegt hij dat hij maandag alleen zal vertrekken’’, we kijken elkaar aan. Hij en ik weten allebei dat dit kan betekenen dat Masin zijn vader heel lang niet meer terug zal zien, misschien wel nooit meer. ‘’Maar is het veilig om terug te keren naar het gedeelte waar jullie vandaan komen?’’ vraag ik voorzichtig. ‘’Ik weet het echt niet’’, als je wanhoop in iemands ogen af kan lezen dan denk ik dat ik het nu in Masin’s ogen kan zien.
Ik haast me richting de auto. We hebben Team Clean in kamp Moria, dat hier zeven kilometer vandaan ligt. Het kamp biedt plek aan 3,100 mensen, maar momenteel wonen er meer dan 8,000 mensen in het kamp. De catastrofale gevolgen van deze overbevolking hebben er voor gezorgd dat er naast kamp Moria een geïmproviseerd nieuw kamp is ontstaan in de olijfboomgaard naast kamp Moria, waar ook nog eens bijna 2000 mensen in festivaltentjes kampeert, de zogeheten Olive Grove, waar mensen vaak maanden tot jarenlang moeten verblijven in afwachting van hun asielprocedure. Omdat dit een illegaal tentenkamp is, zijn de Griekse autoriteiten hier niet actief en zijn er niet tot nauwelijks voorzieningen. De bergen afval stapelen zich hier op, en omdat het afgelopen dagen zoveel heeft geregend is het er een modderige bende. De organisatie waar ik werk heeft bij de Griekse autoriteiten aangeboden de Olive Grove te gaan opruimen en dit aanbod is dankbaar aangenomen waardoor de Team Clean sinds een jaar een verplicht nummertje in het activiteitenprogramma van de organisatie vormt.
We trekken roze handschoenen en poncho’s aan en krijgen allemaal een rol enorme vuilniszakken mee. Een team van vijftien jongens uit Kamp Moria van verschillende nationaliteiten komen ons helpen met vuil rapen. Velen van hen verblijven al meer dan zes maanden in Kamp Moria en hebben nog geen enkel toekomstperspectief. De twee uurtjes Team Clean per week zijn het lichtpuntje in hun verder uitzichtloze bestaan. Terwijl ik doorweekte en ondefinieerbare troep uit de modder graai, die de storm van vannacht over het terrein heeft uitgespreid, luister ik naar de verhalen van Hamid en Achmed, die allebei alleen uit Irak en Afghanistan zijn gevlucht.
Ik knijp mijn neus dicht om een doorweekte vieze luier uit de struiken te vissen als ik iemand aan mijn poncho voel trekken. Ik draai me om en kijk in twee kleine kinderoogjes. Een klein meisje staart me aan, haar vieze kinderhandjes nog aan mijn poncho vastgeklemd. Ze heeft een veel te grote trui aan met moddervlekken erop. Ze loopt op slippers, die haar veel te klein zijn. Ze heeft geen sokken aan, terwijl het buiten echt koud is. Ze veegt met haar vrije hand een snottebel uit haar gezicht. Ze wijst naar mijn rol vuilniszakken die in mijn broekzak onder mijn poncho zit. Ze moet hem door mijn doorzichtige poncho heen opgemerkt hebben. ‘’Wil je er een hebben?’’, vraag ik in het Engels. Ik vermoed dat ze geen Engels verstaat, maar ze knikt hevig als antwoord op mijn vraag. Haar oogjes beginnen als glinsterende kraaltjes op te lichten terwijl ik de rol uit mijn broekzak vis. Terwijl ik een zak afscheur begint ze op haar kleine voetjes heen en weer te springen, alsnog ik zojuist het allergrootste cadeau ooit uit mijn broekzak heb gevist. Ik geef haar de zak aan en terwijl ik haar aankijk zie ik een blik van blijdschap op haar gezicht verschijnen die ik nog nooit bij een kindje op het gezicht heb gezien. Dit voelt voor mij zo onwijs dubbelzinnig. Ik heb nog nooit een klein kind heel erg blij kunnen maken met zoiets basaal als een vuilniszak, maar gelijktijdig snijdt er een verdrietige pijn door mijn hart omdat er in Europa kinderen leven die werkelijk helemaal niets hebben en in alles een stukje speelgoed kunnen zien. Ik moet het eerste Nederlandse kind nog ontmoeten die ik zou kunnen verblijden met een vuilniszak.
Het is hier, in een leven waar het alledaags ongewoon is en het ongewone alledaags, dat het leven voor mij een extra dimensie heeft gekregen. Ik was in Kameroen in een levensbedreigende situatie terecht gekomen waarin in had ervaren dat alles in mijn leven wat voorheen belangrijk had geleken in een oogwenk in een zwart gat was gekieperd. Dergelijke levensbedreigende situaties confronteren je met de vraag wat er toe doet in het leven. Er is akelig weinig in mijn leven dat tijdens dat moment niet in het zwarte gat is gevallen, alleen de relatie tot mezelf en die tot mijn dierbaren is overeind blijven staan. Deze mensen, die in veel gevallen zoveel ergere dingen hadden meegemaakt dan ik, hebben de kracht ontdekt van het handelen naar dit inzicht. Dat men ondanks zoveel ellende en verdriet nog het leven kan vieren en met zoveel veerkracht blijft meebewegen met de tegenslagen die het leven biedt, dat is voor mij pure levenskunst. Er is zoveel dat ik van deze mensen kan leren.
Na twee uur viezigheid uit de modder te hebben gevist hebben we 39 enorme vuilniszakken vol met vuilnis verzameld. Ik kan niet beslissen of de penetrante stank die om me heen hangt mijn eigen lichaamsgeur is of als een permanente geur uit de bodem omhoog stijgt, maar ik ben me er vrij zeker van dat er na twee uur schoonmaken menselijke uitwerpselen aan mijn poncho plakken. Als er een hel op aarde bestaat dan heet deze de Olive Grove en dan vinden we deze terug in ons eigen Europa. Nog nooit heb ik me zo vies gevoeld en nog nooit heeft het me zo weinig kunnen schelen. Terwijl ik me zo handig mogelijk van mijn smerige poncho probeer te ontdoen zonder mezelf onder de uitwerpselen te smeren overweeg ik of ik een open brief naar de kamer zal sturen met daarin het ludieke voorstel om de eerst volgende VVD’er in overtreding met roze handschoenen aan een retourtje Team Clean in kamp Moria cadeau te doen. Ik ben me er zeker van dat als elk mens op aarde in zijn leven twee uurtjes vuil zou rapen in de Olive Grove bij kamp Moria de wereld er anders uit zou zien. Of misschien moet ik voorstellen om veroordeelde minderjarigen hun taakstraf in kamp Moria te laten uitvoeren, fantaseer ik verder. In gedachten zie ik hele vliegtuigen vol jongeren in overtreding met roze handschoentjes aan richting Lesbos vertrekken. Ik gniffel bij het belachelijke doch briljante idee terwijl ik naar het spelende meisje met de vuilniszak in de modder kijk.
*Vanwege privacyredenen heb ik de namen van de bewoners van Kara Tepe en sommige gebeurtenissen veranderd. Alle beschrijvingen zijn gebaseerd op waargebeurde gebeurtenissen.
-
10 Januari 2019 - 12:19
Vienna:
Ik heb je Lesbos avonturen allen in één ruk uitgelezen, wat schrijf je heerlijk pakkend en levensecht, alsof ik er zelf even bij ben. Wat goed dat je dit hebt gedaan, veel mensen kunnen een voorbeeld aan je nemen, en nu ik het typ bedenk ik me dat ik dat zelf eigenlijk ook moet doen. Weet niet of je terug bent in Duitsland momenteel of dat je nog mensen blij maakt op Lesbos, maar geniet van je tijd!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley